Praktische afwegingskaders oversteekplaatsen en snelheid op gewestwegen
Hoe bepaal je als wegbeheerder welk type oversteekplaats het veiligst is? En hoe weeg je af welke snelheid geschikt is volgens de categorie en uitrusting van een gewestweg? Twee praktische afwegingskaders bieden houvast.
Waar welke oversteek inrichten?
Hoe bepaal je welk type oversteekplaats het veiligst is? Dat hangt af van heel wat factoren, waaronder de locatie en het snelheidsregime. Om de keuze te vergemakkelijken, is er sinds dit voorjaar een nieuw praktisch ‘Afwegingskader Oversteekvoorzieningen’.
Klassieke zebrapaden zijn lang niet overal de beste optie om de veiligheid van voetgangers te garanderen. In een praktische gids met ontwerprichtlijnen komen nu alle manieren van veilig oversteken in beeld. De richtlijnen houden rekening met de oversteekbehoefte en de oversteekbaarheid, anders gezegd: waar precies willen mensen oversteken en wat zijn de voorwaarden om dat veilig te doen?
Het afwegingskader beschrijft verschillende oversteekvoorzieningen: van middeneilanden, tot rijbaanversmallingen, doorlopende trottoirs, (gevleugelde) zebrapaden, lichtengeregelde oversteekplaatsen en onderdoorgangen. Per type oversteekvoorziening is er een maximum toegelaten snelheid van het autoverkeer en voorwaarden rond het aantal rijstroken, het type weg en de zichtbaarheid (hoe goed kan de voetganger de naderende auto’s zien en vice versa). Zo worden geen zebrapaden meer aangelegd op wegen met meer dan één rijstrook per rijrichting of op wegen met een snelheidslimiet van 70 km/u of hoger.
Naast deze harde veiligheidsvoorwaarden, kijken we ook naar hoe mensen willen oversteken. Meer dan vroeger wordt gedacht vanuit het perspectief van de voetgangers; wat hebben zij nodig om niet alleen veilig, maar ook comfortabel de rijbaan over te steken? Een mooi voorbeeld is het principe van de ‘logische looplijn’: waar hebben voetgangers ook effectief nood om over te steken? Ook het nieuwe principe van ‘staptips’ vertrekt vanuit het gedrag van de voetgangers.
Andere ‘zachte’ criteria om mee in rekening te brengen bij de keuze van oversteekplaats zijn nabije attractiepolen zoals scholen en bushaltes, de intensiteit van het verkeer en de noden van doelgroepen zoals kinderen of slechtzienden. Ook bepalen de richtlijnen de maximum wachttijden.
Ten slotte staat ook het gedrag van kinderen nu centraal in de ontwerprichtlijnen. Het afwegingskader houdt rekening met hun mogelijkheden en beperkingen en wil daarmee voldoen aan de kindnorm. Een verkeersinfrastructuur die helder is voor kinderen en jongeren is immers goed voor de verkeersveiligheid van iedereen.
Welk snelheidsregime op gewestwegen?
Uniforme snelheidsregimes zorgen voor een leesbaar wegbeeld en een veiliger verkeer. Een recent afwegingskader beschrijft welke snelheid de standaard is volgens de functie van de gewestweg en wanneer een uitzondering mogelijk is.
Wegbeheerders kunnen het Afwegingskader Snelheid op Gewestwegen gebruiken als leidraad om te bepalen welke snelheidslimiet nodig is volgens de wegcategorie en de uitrusting van een gewestweg.
Zo wordt aan schoolomgevingen standaard 30 km/h gereden, aangeduid door vaste of dynamische borden afhankelijk van de ligging.
Binnen de bebouwde kom bepaalt vooral de ligging van de gewestweg het snelheidregime: gaat het om verblijfs- dan wel om verkeersgebied? Het afwegingskader voor de invoering van 30 km/h binnen de bebouwde kom en de inrichtingsprincipes voor lokale wegen gaan dieper in op de snelheden binnen de bebouwde kom.
Buiten de bebouwde kom geldt op lokale erftoegangswegen standaard een snelheidsregime van 50 km/h en op ontsluitingswegen 70 km/h.Het dragend netwerk van regionale en interlokale wegen hebben standaard 70 km/h. Voor Vlaamse hoofdwegen is dit 90 km/h.In bepaalde gevallen kan of dient er naar een lagere of hogere snelheidslimiet te worden gegaan. Het afwegingskader beschrijft wanneer dit het geval is.
Raadpleeg al onze dienstorders, ontwerprichtlijnen en andere zakelijke documenten