Wat?
Ecotunnels op plaatsen met hoge natuurwaarden zijn best strikt voorbehouden voor natuur. Het is echter ook mogelijk om een doorgang onder een weg voor zowel dieren als mensen in te richten. Er is dan een aparte strook waar dieren kunnen passeren en een strook voor wandelaars, fietsers, ruiters of lokaal verkeer. Gecombineerde ecotunnels zijn vooral zinvol in situaties met weinig en traag verkeer.
Hoe wordt zoiets gebouwd?
Meestal wordt een bestaande tunnel of onderdoorgang omgevormd tot ecotunnel. Een deel van de wegverharding wordt vervangen door een laag aarde met grassen en kruiden.
Inrichting en geleiding
In een gecombineerde ecotunnel worden aparte stroken voorzien voor mens en voor dier. Die stroken worden van elkaar gescheiden door bijvoorbeeld stronkenwallen, takkenrillen, houtstapels,… Dat maakt het gebruik voor de dieren aantrekkelijker. De voor de mens toegankelijke strook bevindt zich bij voorkeur aan één kant van de tunnel. Zo blijft het aan de andere zijde voldoende rustig voor de dieren. De onverharde strook moet naadloos aansluiten op de groenzones aan beide kanten van de tunnel. Ecorasters moeten er voor zorgen dat dieren de onderdoorgang vinden.
Welke dieren passeren er?
Welke dieren een gecombineerde ecotunnel gebruiken is sterk afhankelijk van de inrichting en de breedte van de tunnel. Hoe breder de natuurzone en hoe minder verstoring door de medegebruikers, hoe meer dieren er gebruik van zullen maken. Dieren of mensen zullen elkaar zelden storen doordat dieren de tunnel vooral ’s nachts gebruiken en voetgangers en fietsers vooral overdag.